“JA DOEIII!!!”, loeide Annet voor de laatste keer naar binnen en bensde toen de deur achter zich dicht. Glimlachend stapte ze de ijzige kou in en trok haar winterjas nog wat steviger dicht. Want koud wás het, die avond voor Kerst 2019. Ze hadden nog een paar mooie sprongen gemaakt en een gezellige avond gehad. Het liep tegen twaalven en Annet vond het tijd om naar huis te gaan. De weerberichten voor Eerste Kerstdag waren prima en ze wilde morgen weer fris onder haar chute hangen.

26 jaar was ze. Lang. Blond. Blauwe ogen. Hier en daar een tattoo. Stoere meid met een klein hartje en… een nieuwe rode sportauto. Ze mikte haar setje in de kofferbak, stapte in, startte de motor en zette de verwarming wat hoger. De 240 pk rommelden onder de motorkap, niet tevreden met het slakkengangetje waarmee ze over het grind van het parkeerterrein bij de club reed. Opeens verscheen er een grijns op Annets gezicht. Ze gaf gas, reed met hoge snelheid op het clubhuis af, gooide het stuur om en trok de handrem aan. Een regen van grind kletterde tegen de ramen van het gebouw. Eén van de geteisterde ramen werd open gesmeten en een lachend hoofd verscheen. “Moj-jij niet eens naar huis?”, riep het hoofd. “Klinggg-raampjes-klingelingeling!!!”, zong Annet lachend door het open portierraampje. Toen gaf ze weer gas en scheurde het terrein af, terwijl het bulderend gelach uit het clubhuis nog in haar oren klonk.

Met hoge snelheid reed ze het weggetje af en kwam bij de kruising met de provinciale weg. Het was aardedonker, geen lichten van andere auto’s en met een zwierige bocht raasde ze de provinciale weg op. Was de bedoeling. Want opeens gleed de achterkant van haar auto weg. Het was koud. Glad. Ze maakte met auto en al een pirouette. En nog eentje. Ze trapte vol op de rem maar de auto leek maar door te gaan. Er waren hier bomen. Palen. Plotseling stond ze stil. Op de verkeerde weghelft. Achterstevoren. Ze keek de weg af. Daar had een tegenligger kunnen komen. Nog steeds trouwens. Razendsnel schakelde ze in, reed op de gok de goede kant op tot ze 50 meter verder in het licht van de koplampen een parkeerplaatsje zag. Op de automatische piloot zette ze de auto daar neer, stopte de motor en deed de lichten uit. Met bonkend hart en droge mond zat ze daar in het donker, uit te hijgen van schrik.

Ze stapte uit. De koude nachtlucht deed haar goed en ze keek om zich heen. Waar was ze? Oh ja, natuurlijk. Hier was dat kapelletje met eromheen de begraafplaats, te midden van hoge oude bomen. Maar… Wat was dat? In het donker van de Kerstnacht zag ze iets. Daar, tussen de bomen en de graven. Een vaag goudgeel licht. Annet voelde het kippenvel over haar rug glijden. Ze pakte een zaklamp uit haar auto en zichzelf bijschijnend liep ze het paadje op. Langs de kapel. Een zijpad op. Dat ze dit durfde! “Kom maar verder, hoor.” Het was de stem van een zeer oude dame, die haar blijkbaar al gezien had. Annet ging naast de dame staan, die bedrijvig bezig was om lantaarntjes aan te steken en bloemen neer te leggen. In het licht van de lampjes keek Annet wat er op het graf stond.

HIER RUST ONZE LIEVE ZOON BOB
4 JULI 1959 – 25 DECEMBER 1979

De oude dame was klaar. Overal brandden lichtjes en de bloemen lagen netjes gerangschikt in de kou. Stilletjes stond ze daar in de Kerstnacht naar het graf van haar zoon te kijken. In een opwelling ging Annet naast haar staan en sloeg een arm om haar heen. Dat leek haar goed te doen en ze leunde tegen Annet aan. Een poosje stonden ze zo. Toen begon de oude dame zachtjes te praten. “Hij sprong hier op de club. Helemaal gek was hij van zijn sport. Totdat hij op Kerstdag 1979 nog even naar de club ging. Sprongetje doen. Hij is te ver van het veld uit het vliegtuig gesprongen en toen eh… op een hek gevallen.” Even was ze stil. Toen ging ze verder: “Jij springt daar ook hè? Ik hoorde je van het terrein af komen. Was jij dat die zo’n schuiver maakte?” Annet werd rood. Gelukkig kon de oude dame dat niet zien in het donker. “Nou kun je wel rood worden, jongedame, maar ik wil je toch nog eens waarschuwen. Jullie denken allemaal de wijsheid in pacht te hebben. Omdat Bob zo dol was op springen, ben ik het altijd blijven volgen. Ik ga vaak hier kijken en lees ook het tijdschrift nog steeds. Het is een prachtige sport, maar leg mij nou eens uit hoe het kan dat er hele erge ongelukken gebeuren met goed geopende parachutes? En laatst hoorde ik hier een springer zeggen: ‘ik hoef niet meer gecheckt te worden voor ik instap, op mijn niveau doen we dat niet meer.’

Hoe durft zo’n man? Ik begrijp heus wel dat je niet alles uit kunt sluiten. Jullie willen plezier hebben daarboven. Maar denk nou eens iets beter na! Neem iets meer verantwoordelijkheid! Ik weet ook wel dat ik een verdrietige oude vrouw ben, maar vergeet niet dat wij, de familie, het verdriet moeten verwerken van jullie misstappen.” Het was weer even stil. Toen draaide de oude dame zich om en keek Annet voor het eerst aan. Annet schrok. Er was iets engelachtigs, iets buitenaards aan de oude vrouw. Vooral de blik in haar ogen. En opeens viel het haar op dat ze geen jas aan had. Alleen een jurk, in deze ijzige kou. Annet voelde zich plotseling heel ongemakkelijk. “Zal ik eh… zal ik u zometeen naar huis brengen?”, vroeg ze, omdat ze iets vriendelijks wilde zeggen en het een naar idee vond om de wonderlijke vrouw hier zo achter te laten. “Met zo’n brokkenpiloot mee? Nee dank je”, zei de oude dame maar ze lachte erbij. Annet lachte mee en dat brak de spanning. De vrouw pakte haar arm en zei vriendelijk: “Ik kom wel thuis, meisje. Dank je wel. Ik blijf nog een poosje hier waken, misschien komt het nog goed.” Dat laatste was een hele vreemde en verdrietige opmerking. Annet liep over de donkere paden terug naar haar auto. Ze vond het allemaal erg spookachtig. Maar hoe kwam het dan, dat ze zich toch zo vrolijk voelde en helemaal in kerststemming? Peinzend reed ze naar huis.

“Hee Annet! Viermannetjuh?” Eerste Kerstdag, tegen de avond. Het werd al een beetje donker en er kwam sneeuw aan. Laatste load van vandaag. Annet stapte in de beenbanden en hees haar setje op haar rug. “Neuh mannen, gaan jullie maar. Ik ga effe solo hoog hangen.” Het gevoel van gisteravond op de begraafplaats was alleen maar sterker geworden. Zo kerst als nu had Annet zich nog nooit gevoeld. De 208 stond al te brullen en ze stapte als eerste in. Als laatste eruit, straks.

Twaalf. Deur. Hoop gebrul en geschreeuw. Ready set go! Toen iedereen weg was, schoof Annet naar de deur. Hoog trekken en dromen onder haar chute. Maar waar was de deur eigenlijk? Annet voelde zich opeens duizelig. Mistig. Ze bonkte tegen een vliegtuigwand aan. Hier was toch de deur? Nee. Een raampje. Toch bulderde de wind door het vliegtuig. Er moest ergens een deur open staan. Waar dan? Ze draaide zich om. Ja! Daar was een deur. Aan de rechterkant van het vliegtuig. Vreemd. En wat was het klein hierbinnen! Er stond een springer in de deuropening, klaar om eruit te gaan. Annet keek langs hem heen. Ze zag het vertrouwde landschap. Vaag, heel vaag, vroeg ze zich af waar die grote nieuwbouwwijk tussen de weilanden gebleven was. Ze had geen tijd om daar verder over na te denken, want in de verte zag ze het veld. In de verte. Ze was weer glashelder. De springer spande zijn spieren om te springen. Annet stak een sterke hand uit, greep hem vast en rukte hem bruut naar binnen. Hij tuimelde op zijn rug en keek haar verbaasd aan.

“Sufferd!”, schreeuwde Annet. Ze trok de onthutste man op zijn knieën en wees naar buiten. “Veel te ver!”, schreeuwde ze, terwijl ze intussen een gebiedende hand uitstrekte richting de piloot en met haar vinger draaide. Het vliegtuig kantelde in een scherpe bocht. Witjes keek de onbekende springer naar beneden, waar het wemelde van de stallen, hekken en heggen. Opeens keek hij haar aan, glimlachte en stak zijn hand uit. “Bob”, riep hij boven het lawaai van de wind en de motor uit. Annet kreeg het opeens heel koud en toen bloedheet. “Annet.” “Dank je wel, Annet.” “Graag gedaan.” En je moet de groeten van je moeder hebben. Dat zei ze niet, maar ze dacht het wel. Het vliegtuig kiepte alweer in een bocht. Jumprun. GO!!! Whoep. Bob was weg. Annet wachtte een paar seconden en ging toen ook. Heerlijk de koude Kerstdag in. Verbaasd keek ze het vliegtuig na. Dat was een Porter! Het werd steeds vreemder. Ze keek op haar hoogtemeter en schrok. Waar was haar digitale meter? Dit was een heel ouderwets vierkant ding. In het vliegtuig was ze zo intensief bezig geweest dat ze verder nergens op gelet had. Maar nu, in vrije val, merkte ze dat er wel meer dingen anders waren dan ze gewend was. Ze deed een dummy maar voelde niets. Waar zat het ripcord? Ze voelde een handel. 6000 voet. Best. Ze gaf een ruk en in plaats van haar vertrouwde chute voelde ze een hoop geruk en getrek op haar rug… Waarna het wonderlijk stil werd.

Ze keek omhoog en kon een spontaan “oooohhh” niet binnenhouden. Een enorme ronde chute met een heleboel spleten en stuurgaten ontvouwde zich boven haar hoofd. Hij was lichtblauw. Prachtig. Ze keek naar beneden en zag dat ze recht naar het veld toe dreef. Boven haar hoofd zaten twee stuurklosjes. Ze trok eraan en de chute draaide. Nee. Lekker weer terug, dan kwam ze keurig op het veld. Ze genoot van de stilte en het uitzicht. Opeens voelde ze hoe ze vaart maakte. De wind begon om haar oren te fluiten en de slider klapperde vlak boven haar hoofd. Slider? Haar eigen chute torende weer boven haar uit en toen ze haar hoogte checkte, zag ze haar vertrouwde digitale hoogtemeter. Nog een keertje oriënteren. Ze hing mooi. Onder haar, op het veld, was het al bijna donker. Ze vloog over het kapelletje… Zag ze dat nou goed? Tussen de bomen schemerde geel licht, net als gisteravond. Annet kreeg haast. Ze stuurde naar het veld en flarede in het halve donker. De hangar in. Afhangen. Zonder zich om te kleden sloop ze door een zijdeur naar buiten. Ze liep het parkeerterrein over. Weggetje af. Begraafplaats op. Daar. Zelfde plek. Ze hoorde stemmen.

Stilletjes sloop ze het pad af en gluurde om een rododendron. Een oudere man en een klein meisje waren bezig bij een graf. Lichtjes aansteken. Bloemen neerleggen. Het meisje kwetterde blij tegen de oudere man. Opa dit, opa dat. Schuchter kwam Annet dichterbij, tot de twee haar zagen. De man zag haar springpak in het licht van de lantaarntjes. “Goedenavond. Sunset load gedaan?”, vroeg hij vriendelijk. “Meer snowset load”, lachte Annet. De man lachte mee, terwijl intussen de eerste vlokken naar beneden kwamen. De man zag haar kijken naar de lichtjes en de bloemen. “Ik kom hier elk jaar op Kerstdag om het graf van mijn moeder te verzorgen”, zei hij. “En dit jaar was mijn kleindochter oud genoeg om haar mee te nemen. Veel gezelliger.” Het meisje hield een lantaarntje in haar handen. “Wil je deze ook nog aansteken, opa Bob?”, vroeg ze. Even was het stil terwijl die twee bezig waren. Terwijl het meisje het lampje neerzette, zei de man: “Jaren en jaren heb ik hier gesprongen. Natuurlijk niet met de geweldige spullen die jullie nu hebben. Maar altijd veel plezier gehad en mooie sprongen gemaakt.” “U zou nog eens langs moeten komen op de club”, zei Annet. “Lief van je. Zal ik doen”, zei de man. Annet knikte blij. Toen wist ze eigenlijk niets meer te zeggen. Ze zei gedag en liep terug naar het clubhuis. Vouwen. Setje in de auto. Omkleden.

Toen ze de kantine binnenkwam, hielden de geanimeerde gesprekken plotseling op. Er viel een doodse stilte en iedereen keek naar haar. Annet voelde hoe ze rood werd. “Is er iets?”, vroeg ze onzeker. Niemand zei iets. Na een paar tellen die een eeuwigheid leken, stond een andere springster op. Ze liep naar de muur en tilde een spiegel van het haakje. Ze hield de spiegel voor het gezicht van Annet. Ze keek. Rood gezicht. Haar blonde haar lag in slierten om haar hoofd. Haar ogen straalden of er licht uit kwam. “Kerstengel”, zei de andere springster zachtjes. Ja. Ze zag het. Nog even stond ze stil in de spiegel te kijken. Toen liep ze naar de bar, greep het touw van de bel en klingelde dat de stukken eraf vlogen. “Bier van Annet! En nou houden we op met sentimenteel gedoe!”, loeide ze. Een gejuich klonk op en even later zat ze in de kring en werd er gelachen en gepraat. Maar een paar oudere springers stonden haar met een biertje in de hand te observeren. “Iets gebeurd met dat meissie”, mompelde er één. “Iets moois”, zei een ander. Die avond stapte Annet laat in haar auto. Met heeeel veel water op. Want ze moest nog rijden. Inmiddels lag er een dik sneeuwdek. Voorzichtig reed ze de weg op. Toen ze opzij keek, zag ze een geel lichtschijnsel tussen de bomen achter de kapel. Ze glimlachte. “Fijn Kerstfeest allemaal”, zei ze zachtjes. Toen reed ze naar huis.

Rob Schroevers