De huidige Regeling Modelvliegen is gebaseerd op de bepalingen van de Wet Luchtvaart en het Besluit Luchtverkeer 2014.

Bij het van kracht worden van de Regeling Modelvliegen(*) van 8 december 2005 (Staatscourant nr. 239, pagina 13) heeft de overheid aangegeven dat de sector zelf dient te zorgen voor een nadere invulling voor het binnen het gestelde kader voldoende veilig beoefenen van het modelvliegen(*).

Sindsdien is deze Regeling Modelvliegen enige malen aangepast. Klik hier voor de laatste versie.

De KNVvL, de Nederlandse koepelorganisatie en vertegenwoordiger van de sector, heeft de aangegeven mogelijkheid opgepakt. Dit reglement onder de naam Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport (BVM) vormt de basis voor deze zelfregulering.

Bij het beoefenen van de modelvliegsport zijn een aantal zaken uit de overheidssfeer van toepassing. Genoemd worden: terreinen (milieu en ruimtelijke ordening) en veiligheid. Het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport beperkt zich tot het aspect veiligheid.

Bij de invoering van de Wet Luchtvaart is de modelvlieger(*) een bestuurder van een onbemand luchtvaartuig, is daarmee deelnemer aan het luchtverkeer en moet dus voldoen aan de eisen van de Wet Luchtvaart en daaruit voortvloeiende Besluiten en Regelingen.

Dat is voor een aantal aspecten, zoals het aan boord zijn van de bestuurder, radiocontact, verlichting, en dergelijke niet mogelijk.

De uitzonderingen en wat je wel of niet mag als bestuurder van een model luchtvaartuig zijn verwoord in de Regeling Modelvliegen en zijn nader verklaard in de bijbehorende toelichting.

Volgens de Regeling Modelvliegen berust de verantwoordelijkheid voor het veilig uitvoeren van de modelvliegsport bij de modelvlieger.

Van doorslaggevend belang is de artikel 5.3 uit de Wet Luchtvaart. Daarin wordt het volgende, ook voor het modelvliegen van toepassing zijnde verbod met betrekking tot veiligheid expliciet genoemd:

Het is verboden op zodanige wijze aan het luchtverkeer deel te nemen dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht.
en van groot belang is artikel 2 van de Regeling Modelvliegen

Onverminderd paragraaf SERA.3201 van verordening (EU) nr. 923/2012 en het Besluit luchtverkeer 2014 gelden voor een vlucht met een modelluchtvaartuig de volgende regels:

a. de vlucht wordt slechts uitgevoerd onder omstandigheden en op locaties waarbij er vanaf de grond tijdens de gehele vlucht goed zicht is op het modelluchtvaartuig en het luchtruim daaromheen;
b. de bestuurder houdt tijdens de gehele vlucht goed zicht op het modelluchtvaartuig;
c. een hoogtemeter hoeft niet te worden gebruikt;
d. de vlucht wordt niet uitgevoerd buiten de daglichtperiode, zoals gepubliceerd in de luchtvaartgids;
e. de vlucht wordt niet uitgevoerd boven gebieden met aaneengesloten bebouwing of kunstwerken, industrie- en havengebieden daaronder begrepen dan wel boven mensenmenigten of boven spoorlijnen of voor motorrijtuigen toegankelijke verharde openbare wegen, met uitzondering van wegen in 30 km-zones binnen de bebouwde kom en wegen in 60 km-gebieden buiten de bebouwde kom;
f. voor een vlucht wordt geen vliegplan ingediend;
g. gecontroleerde vluchten zijn niet toegestaan;
h. vluchten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 120 meter boven de grond of het water in luchtruim met klasse G, mits

1° voor vluchten binnen een afstand van 3 km van een ongecontroleerde luchthaven of een terrein dat geschikt is om tijdelijk en uitzonderlijk te worden gebruikt, waarvoor krachtens artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart ontheffing is verleend, geen bezwaar bestaat bij de exploitant van de luchthaven respectievelijk de houder van de ontheffing;


2° voor vluchten binnen een gebied waarin laag mag worden gevlogen door civiele of militaire luchtvaartuigen iemand met de bestuurder van het modelluchtvaartuig meekijkt om deze te kunnen waarschuwen voor luchtvaartuigen;

i. in afwijking van onderdeel h zijn vluchten binnen het verband van een bij de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart of de Federatie Limburgse Radio Controle Vliegers aangesloten vereniging toegestaan tot een hoogte van maximaal 300 meter boven de grond of het water in luchtruim klasse G, mits wordt voldaan aan de in dat onderdeel genoemde voorwaarden;
j. vluchten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 450 meter boven de grond of het water, mits dit gebeurt binnen een aerodrome traffic zone van een militaire luchthaven waarop modelvliegen is toegestaan en dit gebied exclusief voor modelvliegen wordt gebruikt of met de andere gebruiker(s) sluitende afspraken zijn gemaakt inzake separatie;
k. vluchten zijn toegestaan in luchtruim met klasse C en D, mits op schriftelijk verzoek van belanghebbende een convenant is gesloten met de organisatie die de plaatselijke luchtverkeersleiding verzorgt en de bestuurder zich houdt aan de afspraken in dat convenant;

Het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport dient te worden gezien als een aanbeveling aan modelvliegverenigingen en aan de individuele modelvlieger om de sport op een veilige wijze uit te oefenen.

De KNVvL streeft naar een landelijke acceptatie van de in dit reglement genoemde aspecten met betrekking tot o.a. modelkeuring, instructie, veiligheidsbrevetten en terreinreglement.

Het BVM geldt alleen voor niet-commercieel gebruik van modelluchtvaartuig(*).

Een uitzondering hierop vormen de modelvliegscholen die modelluchtvaartuigen gebruiken voor instructiedoeleinden.

Wijzigingen in het Basis Veiligheidsreglement Modelvliegsport inclusief de bijlagen worden goedgekeurd door de Afdelings Leden Vergadering (ALV) op voordracht van de Commissie Instructie en Veiligheid van het Afdelingsbestuur Modelvliegsport.

Verklarende woordenlijst.

*Modelluchtvaartuig: al dan niet radiobestuurd, niet-mandragend luchtvaartuig voor recreatief gebruik en is op grond van artikel 5.7 Wet Luchtvaart aangewezen als onbemand luchtvaartuig.

*Modelvliegen, modelvliegsport: het vliegen met modelluchtvaartuigen in de recreatieve sfeer.

*Modelvlieger: de feitelijke bestuurder van het modelluchtvaartuig en eindverantwoordelijke voor de vluchtuitvoering. (Bij lesvliegen is de instructeur de eindverantwoordelijke bestuurder)

*Kunstwerken: een term uit de infrastructuur, oa. viaducten, grote verkeerskruisingen.

BASIS VEILIGHEIDSREGLEMENT MODELVLIEGSPORT


In aanvulling op het gestelde in de Regeling Modelvliegen dient voor het veilig en verantwoord uitoefenen van de modelvliegsport de in dat reglement vermelde artikelen in acht te worden genomen.
In de Regeling Modelvliegen heeft de wetgever de modelvlieger verplicht de risico’s te beperken en de veiligheid te bevorderen.

Risico’s en aandachtsgebieden zijn onder meer:

  • Het beperken van hinder, overlast of risico voor personen en zaken op of in de directe omgeving van het modelvliegterrein.
  • Het in gevaar brengen van een ander luchtvaartuig.
  • Iedere modelvlieger dient zich bewust te zijn van de grenzen van zijn eigen kunnen.
  • Het aanleren van en het bekend zijn met de risico’s van de modelvliegsport dient een wezenlijk onderdeel te zijn van de instructie en van het behalen van een veiligheidsbrevet.
  • Voor het BVM zelf verwijzen wij u graag naar het besloten gedeelte van onze website waarvoor u moet inloggen via mijn.knvvl.nl onder Documenten > Veiligheid